Over Bruckners Eerste symfonie
Toen Bruckner zijn Eerste symfonie schreef, had hij zijn sporen verdiend als organist in Linz en als componist van kerkmuziek, maar als symfonicus kende nog niemand hem. Bij de eerste uitvoering in 1868 in Linz kwam er dan ook weinig publiek luisteren en de pers besteedde er nauwelijks aandacht aan. Pas in 1891 klonk het werk, grondig herzien, in Wenen.
‘Zo koen en trots ben ik nooit meer geweest, ik componeerde als een verliefde nar.’
Bruckner noemde zijn Eerste zelf ‘’s kecke Beserl’, zeg maar ‘het brutale meisje’. Enkele typisch bruckneriaanse kenmerken zijn al aanwezig in deze vroege symfonie. Zo horen we in het eerste deel drie scherp contrasterende thema’s - het tweede verraadt dat Bruckner al kennis had gemaakt met Wagners opera Tannhäuser. En in het zwaarmoedige tweede deel is al goed te horen dat hij zich als een vis in het water voelde in Adagio’s. Volgens dirigent Hans Richter moet Bruckner smoorverliefd geweest zijn toen hij de centrale Andante-passage schreef, wat door de componist niet werd ontkend. En in het stoutmoedige laatste deel laat hij zijn fantasie de vrije loop. ‘Zo koen en trots ben ik nooit meer geweest, ik componeerde toen als een verliefde nar’, zei Bruckner later.
Met dank aan Dirk Luijmes.
Bruckners Eerste bij het Concertgebouworkest
Bij het Concertgebouworkest is de Eerste met zeventien uitvoeringen verreweg de minst vaak gespeelde van Bruckners genummerde symfonieën. Hoog tijd dat het werk weer op het repertoire wordt genomen.
Vladimir Jurowski is al sinds 2006 een graag geziene gastdirigent bij het Concertgebouworkest met een veelzijdig repertoire; Bruckner dirigeerde hij in Amsterdam nog niet eerder.
‘Ik vind het een ongelofelijke artistieke prestatie om zo’n symfonie te schrijven, tien jaar vóór de voltooiing van Brahms’ Eerste, of van Wagners Der Ring des Nibelungen. Bruckner voert Schuberts lyrische symfonische stijl tot het uiterste, en zelfs nog verder. Hierin is de essentie van al zijn latere symfonieën duidelijk voelbaar, als in een notendop.’
- Vladimir Jurowski