Over Bruckners Vierde symfonie
Bruckner kon tevreden zijn toen in 1881 zijn Vierde symfonie in première ging. Na elk deel moest de componist naar voren komen om applaus in ontvangst te nemen; vele jaren later schreef hij nog enthousiast: ‘Het succes in Wenen zal ik niet vergeten.’
In Amsterdam waren pers en publiek er nog niet klaar voor, toen het Concertgebouworkest in 1897 de Nederlandse première bracht. Een deel van het publiek vluchtte de zaal uit. Dat is later helemaal goed gekomen: de Vierde is al decennia een van Bruckners populairste werken.
Op vurige paarden rijden de ridders naar buiten – ruisende bossen.
De componist noemde zijn Vierde zelf de ‘Romantische’ – dan moet je vooral denken aan de ridderromantiek van de Middeleeuwen. Bij het eerste deel schetste Bruckner het volgende beeld: ‘Een middeleeuwse stad - ochtendschemering. Vanaf de torens worden we gewekt. De stadspoorten gaan open. Op vurige paarden rijden de ridders naar buiten – ruisende bossen.’ Elders noteerde hij in telegramstijl over deel twee: ‘lied, gebed, serenade’; bij deel drie: ‘jacht’ en ‘tijdens het middagmaal in het bos klinkt een draaiorgeltje.’ En de duistere Finale dan? De componist wist niet meer ‘was i dabei denkt hab’. In elk geval is het beeldende muziek waarbij iedereen zijn eigen beelden kan bedenken.
Met dank aan Dirk Luijmes.
De Vierde bij het Concertgebouworkest
Voor de geliefde Vierde symfonie nodigde het Concertgebouworkest Jaap van Zweden uit. Hij legt graag nadruk op het dubbele gezicht van de Vierde als het werk van een godsvruchtige organist, maar ook van een man uit de provincie, met hart voor het platteland.
‘We zien Bruckner voor ons in de kathedraal, we zien hem voor ons aan het orgel. Maar bedenk wel: als je uit het Sankt Florian-klooster naar buiten stapte, zette je je voet in de koeienmest. Het zijn de kathedraal en het platteland naast elkaar.’
- Jaap van Zweden