Luister binnen en buiten
Speciaal voor klanten van ING stelde het Concertgebouworkest twee bijzondere afspeellijsten samen, een voor binnen en een voor buiten. Zodat binnenkomen in je eigen huis, of het rondje buiten met de hond een extra dimensie krijgt.
Binnen
Binnen, huiselijk, warm. Welke muziek past bij een geliefd ‘thuis’? Denkend aan het zonlicht dat zaterdagochtend door het raam op de keukentafel schijnt, aan thuiskomen in harmonie na een drukke dag. Muziek die rust en ingetogenheid ademt.
De lijst opent met de Siegfried Idylle (1). Muziek die Wagner componeerde voor een uitvoering binnenshuis, als verjaardagsverrassing voor zijn vrouw Cosima. Op de kerstochtend van 1870 speelden bevriende musici het op de trappen van de villa van de familie Wagner, zo wekten zij de vrouw des huizes.
Thuiskomen waar de liefde is, in rust en verstilling met de langzame delen uit concerten en symfonieën. Bijvoorbeeld de ‘Romance’ (5) uit het poëtische Eerste pianoconcert van Chopin, en het Adagietto (10) uit Mahlers Vijfde symfonie dat de componist als liefdesbrief schreef voor zijn vrouw Alma.
‘Thuis’ vraagt om intimiteit, verfijnde composities in plaats van het grootste orkestrale gebaar. Zo is Tombeau de Couperin van Ravel (7, 8, 9) geraffineerd en transparant – de orkestbezetting is ‘doorzichtig’. Het Hoboconcert van Strauss (16, 17, 18), waarin solohoboïst van het Concertgebouworkest Alexei Ogrintchouk soleert, roept een gevoel van nabijheid op. Je leeft mee met de solist die voor het orkest staat. Zoals in de delen uit het Pianoconcert van Mozart (21) en het Vioolconcert van Brahms (23). Ontroerend intiem.
Maar thuis mag ook gedanst worden; in die zonnige kamer als balzaal. Met het tweede deel – ‘Un Bal’ – uit de Symphonie fantastique van Berlioz (4) bijvoorbeeld, of het derde deel uit de Achtste symfonie van Dvořák (3), en het tweede deel uit de Zesde symfonie van Tsjaikovski (2).
Binnen kan staan voor daar waar het knus en warm is. In Winterdromen van Tsjaikovski (22) is het buiten koud, misschien ligt er sneeuw, maar je ervaart het winterse weer vanuit je stoel bij de kachel, vanachter het raam. En tot besluit, samen vrolijk theedrinken met Tea for Two.
Buiten
Naar buiten, eropuit, de natuur in met deze buiten-lijst op je koptelefoon. Onder een strakblauwe hemel, voor nieuwe energie of gewoon een frisse neus. Voor veel componisten was de natuur een belangrijke inspiratiebron. Soms letterlijk: Beethoven moest wandelen door de bossen rond Wenen om creatief en productief te zijn. Ook Mahler maakte lange wandelingen en trok zich voor zijn werk terug in een speciaal componeerhuisje in de bergen van Zuid-Tirol.
Landschap in muziek
De afspeellijst opent met een schoolvoorbeeld van natuur in muziek: het eerste deel uit Beethovens Zesde symfonie (1) met de ondertitel ‘Pastorale’. Beethoven verwijst naar buitentaferelen, dit deel kreeg de naam 'Ontwaken van vrolijke gevoelens bij aankomst op het land'.
In de Derde symfonie van Robert Schumann (2), de ‘Rheinische’, hoor je het stromen van de Rijn. Schumann schreef het werk na een reis met zijn vrouw Clara door het Rijnland. Ook de Tsjechische componist Smetana liet zich inspireren door een rivier; de Moldau klinkt bijna letterlijk in het gelijknamige werk (9). Van een klein stroompje dat ontspringt in de bergen en aanzwelt – met steeds meer instrumenten – tot een magnifieke glinsterende stroom. We horen stroomversnellingen, de rivier doorkruist de stad en verdwijnt ten slotte uit beeld.
Voor Gustav Mahler was de natuur een allesomvattend thema, dat steeds terugkeert in zijn werk. Soms in abstracte essentie, soms heel concreet. In deze lijst een deel uit zijn Derde symfonie (24) dat hij oorspronkelijk de titel meegaf: ‘Wat de dieren in het woud mij vertellen’.
Alle registers open
Buiten mag uitbundig zijn, energiek. In Bruckners Vierde symfonie (3) horen we een enthousiaste fanfare van de hoorns in een jachttafereel (18) en in Rachmaninoffs Symfonische dansen (17) klinkt het orkest in volle glorie, met grote contrasten: alle registers open.
De delen uit de Schilderijententoonstelling (11, 12, 13) van Moesorgski en Tsjaikovski’s Tweede symfonie (6) nodigen als een mars uit voor een stevige en kleurrijke wandeling. Mahler ‘beschreef’ wat hij op zijn wandelingen tegenkwam. In het tweede deel van zijn Eerste symfonie (5) is dat een boerendans in een dorp. ‘Kraftig, bewegt’, geeft hij de musici als aanwijzing mee. En voor echt hoog in de energie, en een momentje buitenaards: een uitbundige ‘Jupiter’ uit The Planets van Gustav Holst (19).
Dag en nacht
In Ravels ‘De dageraad’ uit Daphnis en Chloé (8) begroeten vogels het eerste ochtendlicht. Ook in ‘Morgenstimmung’ uit Peer Gynt van Grieg (23) begint de dag, de hoofdpersoon ziet de zon opkomen. In Mahlers Zevende symfonie representeert het deel met de titel ‘Nachtmusik’ (15) een nachtwandeling, met echo’s in de muziek als schaduwen in het duister. Johannes Brahms schreef met zijn Serenade (7) een muziekvorm die oorspronkelijk juist na zonsondergang buiten geklonken moet hebben, onder het balkon als muzikale groet aan de geliefde.
De lijst besluit met de beroemde ‘Bloemenwals’ van Tsjaikovski (25), een lichtvoetig en aanstekelijk deel uit zijn ballet De Notenkraker.