Een portret in zeven chef-dirigenten

Het Concertgebouworkest

Het Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank. Hoe heeft het door de jaren heen zijn muzikale identiteit ontwikkeld en behouden? Hoe hebben de zeven chef-dirigenten, ieder op zijn eigen wijze, die erfenis iedere keer weer een nieuw persoonlijk gezicht gegeven?

Het Nederland van de late negentiende eeuw kent bepaald nog geen bloeiend muziekleven. En hoofdstad Amsterdam heeft geen toporkest zoals Berlijn en Wenen. Het is Johannes Brahms die voor een keerpunt zorgt. Als hij in 1884 in Amsterdam zijn Derde symfonie komt dirigeren is hij zwaar teleurgesteld in het niveau van de musici. Bij zijn vertrek zegt hij dan ook dat hij alleen naar Amsterdam terugkeert om nog eens goed te eten en te drinken.

Die vernedering kunnen de Amsterdamse regenten niet over hun kant laten gaan. Het kleine land dat de wereldzeeën bevaart dat zich met dijken beschermt tegen het water, dat de schitterendste schilders voortbrengt bouwt een echte concertzaal. En meteen één van de beste van de wereld: Het Concertgebouw.

In 1888 gaan de deuren open en de tempel krijgt natuurlijk een eigen orkest: Het Concertgebouworkest.

In zijn ruim 130-jarige bestaan heeft het Koninklijk Concertgebouworkest slechts zeven chef-dirigenten. Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti.

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank. Hoe heeft het zijn muzikale identiteit ontwikkeld en behouden? Hoe hebben de zeven chef-dirigenten, ieder op zijn eigen wijze die erfenis iedere keer weer een nieuw, persoonlijk gezicht gegeven?

Het Nederland van de late negentiende eeuw kent bepaald nog geen bloeiend muziekleven. En hoofdstad Amsterdam heeft geen toporkest zoals Berlijn en Wenen. Het is Johannes Brahms die voor een keerpunt zorgt. Als hij in 1884 in Amsterdam zijn Derde symfonie komt dirigeren is hij zwaar teleurgesteld in het niveau van de musici. Bij zijn vertrek zegt hij dan ook dat hij alleen naar Amsterdam terugkeert om nog eens goed te eten en te drinken.

Die vernedering kunnen de Amsterdamse regenten niet over hun kant laten gaan. Het kleine land dat de wereldzeeën bevaart dat zich met dijken beschermt tegen het water, dat de schitterendste schilders voortbrengt bouwt een echte concertzaal. En meteen één van de beste van de wereld: Het Concertgebouw.

In 1888 gaan de deuren open en de tempel krijgt natuurlijk een eigen orkest: Het Concertgebouworkest.

In zijn ruim 130-jarige bestaan heeft het Koninklijk Concertgebouworkest slechts zeven chef-dirigenten. Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti.

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank. Hoe heeft het zijn muzikale identiteit ontwikkeld en behouden? Hoe hebben de zeven chef-dirigenten, ieder op zijn eigen wijze die erfenis iedere keer weer een nieuw, persoonlijk gezicht gegeven?