Portretvideo Herman Rieken

VIDEO – Het benadrukken van de hoogtepunten in de muziek, dat is waar het volgens Herman Rieken als slagwerker vaak om gaat. Van het jongetje dat trots was op zijn trommelstokken tot de gedroomde baan in het Concertgebouworkest: ontmoet slagwerker Herman Rieken in onze serie Portretvideo's.
Slagwerker Herman Rieken demonstreert nieuw aangeschafte instrumenten in de slagwerkstudio van Het Concertgebouw (foto: Renske Vrolijk/Concertgebouworkest).
Slagwerker Herman Rieken demonstreert nieuw aangeschafte instrumenten in de slagwerkstudio van Het Concertgebouw (foto: Renske Vrolijk/Concertgebouworkest).
'Vroeger bij de drumband haalde ik altijd meteen stokken uit mijn tasje: ik wilde dat de mensen wisten dat ik ging trommelen.'

- Herman Rieken, soloslagwerker

'Ik ben Herman Rieken, sinds 2002 soloslagwerker in het Concertgebouworkest.

Ik heb gestudeerd op het Conservatorium in Amsterdam bij de vorige lichting slagwerkers en paukenisten van het orkest. Als je bij hen studeert, loop je grote kans dat je af en toe mag meespelen, als ze meer slagwerkers nodig hebben dan in vaste dienst zijn. Dat gebeurde bij mij voor het eerst – al heel snel – toen ik twintig was, in 1981.

En dan gaat het zo: je mag een keertje meedoen, ze vragen je een keertje terug, en dat werd meer en meer. Maar het probleem van dit orkest is: mensen gaan nooit weg. Dus was ik van 1981 tot 2002 remplaçant.

En toen eindelijk, in 2002 gingen er twee slagwerkers met pensioen en mocht ik aanschuiven aan de 'vaste ledentafel'. Fantastisch natuurlijk, iets waar ik altijd van gedroomd heb.

Ik speel al slagwerk sinds ik vijf jaar was. Hoe is dat begonnen? Mijn tante leidde een drumband. Vroeger, als ik daar naartoe ging had ik een tasje met mijn stokken en een muziekboekje. Dan haalde ik mijn stokken er altijd uit: ik wilde dat de mensen wisten dat ik ging trommelen. Als ik nu naar Het Concertgebouw fiets, denk ik daar wel eens aan terug. Eigenlijk wil ik nog steeds dat ze zien: "Oh ja, dat is die ene van het Concertgebouworkest."

Als ik serieus iets moet oefenen, dus op een bepaald instrument of een bepaalde set-up van instrumenten dan ga ik naar Het Concertgebouw.

Hier liggen een aantal slagwerkinstrumenten die niet zo alledaags zijn. Geen trommels, geen bekkens, maar de meer bijzondere instrumentjes.

Dit is niet te koop [plankje met aan draadjes hangende stenen]. Dus ik heb ergens een zak stenen op de kop getikt; gaatjes geboord; touwtje erdoor; ophangen aan een plankje en dan heb je het instrument dat de componist voorschrijft.

Nog een heel gek voorbeeld, dat zijn de botten. De overleden paukenist van ons orkest... Nee, dat is natuurlijk onzin. Hier ben ik bij de slager voor geweest, het was ooit een koe. Daar moesten we gewoon met stokken op spelen. En ik heb ontdekt dat je er ook prima Zuid-Amerikaanse muziek op kunt spelen.

Slagwerk spelen in een bandje, of in een orkest, is natuurlijk het ritme neerzetten. Aan de ene kant is dat de basis, zeker als drummer in een band ben je de ritmische motor. Maar in een symfonieorkest is het vaak zo dat je de hoogtepunten benadrukt in de muziek. De muziek werkt ergens naartoe, naar een hoogtepunt. En als het dan zover is, komt vaak die bekkenklap. Dat hele orkest is aan het werk voor jou, zo denk ik dan... En dan als het zover is, ben jij aan de beurt. Dat vind ik heel mooi om te mogen spelen!

Als ik niet met het orkest bezig ben, doe ik de laatste tijd veel yoga. Ik ben nu zestig, dan wordt het voor je lijf steeds belangrijker om iets aan onderhoud te blijven doen. Het geval wil dat mijn partner yogalerares is. En sinds kort hebben wij zelfs in huis onze eigen yogastudio.'